Door einde van zzp-inzet breken onzekere tijden aan voor de zorg
Het einde van het handhavingsmoratorium plaatst zorginstellingen en -professionals voor een groot dilemma. De afgelopen jaren groeide namelijk een diepgewortelde cultuur van zzp-arbeidsrelaties, schrijven Danka Stuijver en Erik van Dam.
Na bijna negen jaar uitstel kondigde de Belastingdienst begin september aan vanaf 1 januari 2025 te gaan handhaven op schijnzelfstandigheid. Dit heeft grote gevolgen voor de zorg, die op dit moment – in verband met een structureel personeelstekort – flink leunt op zzp’ers voor de zorgverlening.
Eerder dit najaar door de Tweede Kamer aangenomen moties over deze hervatting van de handhaving zouden voor een ‘zachte landing’ moeten zorgen, met gerichte handhaving, coulance voor onbewuste overtreders en het behoud van modelovereenkomsten. In de praktijk bieden deze maatregelen vooral schijnoplossingen voor zowel zorginstellingen als zelfstandige zorgverleners.
Veel onduidelijkheid
Gerichter handhaven betekent niet dat men de zorg overslaat. Coulance zou in theorie een verzachtende werking kunnen hebben voor niet-bewuste overtreders, maar in de praktijk gaat het niet primair om boetes: vooral naheffing van sociale premies hangt als zwaard van Damocles boven de samenwerking. Dit loopt op tot aanzienlijke bedragen. Voor zorgaanbieders met krappe marges is die kostenpost moeilijk te veroorloven.
Het grootste probleem is de onduidelijkheid over de criteria waarmee de Belastingdienst gaat oordelen of er sprake is van een dienstbetrekking of zelfstandigheid – en dan vooral hoe de fiscus zich een eindoordeel vormt. Dit creëert onzekerheid: hoe moeten zorginstelling en zelfstandigen hun arbeidsrelaties daarmee inschatten?
Dan de door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomsten voor het werken buiten dienstbetrekking. De kans is aanzienlijk dat een belastinginspecteur bij een bezoek oordeelt dat partijen niet volgens het gebruikte model werken, waardoor het alsnog waardeloos blijkt. In de zorgsector, waar flexibiliteit een vereiste is vanwege de onregelmatige vraag naar zorg, leidt deze vaagheid tot angst en onzekerheid.
Geen alternatieven
Instellingen en zelfstandigen moeten zich voorbereiden op het einde van het handhavingsmoratorium. De diepste zorg is dat het afgelopen jaren opgebouwde zzp-systeem wordt aangepakt, zonder dat er werkbare alternatieven voorhanden zijn. Want hoewel er nadelen te noemen zijn over de gegroeide afhankelijkheid van zzp’ers in zorginstellingen, de realiteit is dat zij hard nodig zijn om de dagelijkse bezetting rond te krijgen.
De zorg kan simpelweg niet van de één op de andere dag zonder zzp’ers, zonder dat kwaliteit en toegankelijkheid in het gedrang komen. Zo vreest de ggz dat handhaving instellingen zal dwingen om over te stappen op – duurdere – detachering, dan wel het verkleinen of sluiten van afdelingen per 2025.
‘Eerst meer duidelijkheid en pas dán handhaven op schijnzelfstandigheid in de zorg’
Had de sector zich beter moeten voorbereiden? Wellicht, maar daar was wel duidelijkheid voor nodig – en die is er dus vooralsnog niet. De lange periode zonder handhaving leidde zo tot een nieuwe, diepgewortelde, cultuur van zzp-arbeidsrelaties.
De zorgsector staat voor een duivels dilemma: doorgaan met zzp’ers en handhaving afwachten, of kiezen voor een ingewikkeld alternatief op een krappe arbeidsmarkt. De realiteit laat zien dat er zelfs twee maanden voor het einde van het handhavingsmoratorium onvoldoende structurele oplossingen zijn. Het onduidelijke zzp-beleid komt de zorgsector en de patiënten straks duur te staan, en pleiten voor méér helderheid vanuit de overheid voordat de handhaving op schijnzelfstandigheid van start gaat.
Bron: FD.nl