Het tijdperk van de zzp’er is nog lang niet ten einde
Zzp’ers terug in loondienst. Dat was de bedoeling van het handhavingsmoratorium dat op 1 januari 2025 is afgeschaft. Hoewel hun groei in aantal tot staan is gebracht, is het tijdperk van de zzp’er nog lang niet ten einde. Ondertussen slaan detacheerders hun slag.
In aanloop naar de nieuwe zzp-wetgeving is de Belastingdienst begonnen met handhaving op schijnzelfstandigheid. Dit jaar legt de Belastingdienst nog niet meteen boetes op, maar wie de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) overtreedt, kan wel naheffingen van premies tegemoetzien. Een aantal zorginstellingen kondigde eind 2024 daarom aan direct per 1 januari te stoppen met de inhuur van zzp’ers. In december en januari registreerde de Kamer van Koophandel inderdaad een lichte daling van het aantal zzp’ers in de zorg, wat na jaren van toename een trendbreuk genoemd mag worden.
Maar hoe duurzaam is deze trendbreuk? Werken met minder zzp’ers wordt op de werkvloer gevoeld. Het tekort aan personeel en roosters die zich niet meer laten vullen, zorgen voor een nog hogere werkdruk, zo peilde belangenorganisatie NU’91 onder duizend zorgprofessionals. Daarom worden zzp’ers nu toch maar weer ingezet. In februari liep de afname van zzp’ers in de zorg terug tot een marginale 700.
Vraag naar zzp’ers
Dat blijkt ook uit cijfers van software- bedrijf Bendy, dat zo’n 150.000 flexibel werkenden, van wie 90 procent zzp’er, aan opdrachten koppelt. Het bedrijf is gespecialiseerd in ad-hoc-opdrachten. In de eerste week van januari was er even een flinke dip, maar in week 2 stroomden vooral opdrachten voor de kortere termijn weer binnen. “Normaliter is een dienst gemiddeld genomen 25 dagen van tevoren bekend”, vertelt Stefan Walsemann, eigenaar van Bendy. “In januari daalde dat sterk naar veertien dagen doordat zorginstellingen niet de uitzendkrachten konden vinden die in de plaats van zzp’ers moesten komen. Dat leverde ons de beste maand ooit op. Wij verwerkten zo’n 100.000 diensten aan flexibele inzet, goed voor ruim 600.000 uur. Februari is ook een goede maand gebleken waarin deze trend gewoon is doorgegaan. We zien bemiddelaars hard werken om zzp’ers het uitzendwerk in te krijgen, maar dat lukt ze maar mondjesmaat. En dus blijven organisaties om zzp’ers vragen.”
Ard Huininga, algemeen directeur van bemiddelings- en sinds januari uitzendbureau PIDZ, herkent het beeld. “Het aantal langdurige opdrachten neemt af; we hebben meer piek,- ziek,- en uniek- momenten dan ooit en zzp’ers schrijven zich daar met grote snelheid voor in.” Hij ziet niet direct een afname van zzp’ers. “In januari waren er zelfs wat meer zzp-aanmeldingen dan in het jaar daarvoor, maar in februari hadden we ineens een dip. Dat komt wellicht omdat we gestopt zijn met actief zzp’ers werven. We kregen 10 procent minder inschrijvingen van zzp’ers, maar wel zo’n 90 procent nieuwe inschrijvingen voor het uitzendwerk.”
Geen urgentie
Ondertussen proberen zorgorganisaties zzp’ers tot een vast dienstverband te verleiden. Zo beloofde zorgorganisatie de Hartekamp Groep hen een eindejaarsuitkering op basis van hun gewerkte en gefactureerde uren van het laatste halfjaar van 2024 als ze voor 31 januari 2025 de overstap maakten naar loondienst. “Helaas heeft dat niet veel opgeleverd”, zegt woordvoerder Tanja van de Kemp. “Het lijkt alsof zzp’ers de urgentie er nog niet van inzien.”
Het is volgens voorzitter Femke Merel van Kooten van NU’91 een illusie dat zzp’ers in loondienst gaan zolang de arbeidsvoorwaarden van zorgprofessionals niet verbeteren. En daarin staat ze niet alleen. “Werkgevers moeten van goeden huize komen om een dienstverband aantrekkelijk te maken”, zegt Lex Tabak, eigenaar van kennisplatform ZZP-erindezorg.nl. Volgens hem zijn de redenen om niet in loondienst te gaan dezelfde als waarom zorgprofessionals zzp’er zijn geworden. Volgens AZW- cijfers uit 2023 wil 70 procent zelf bepalen hoeveel en wanneer ze werkt, 26 procent gaat voor een betere werk- privébalans, 25 procent wil meer autonomie en nog eens 25 procent wil betere zorg kunnen geven. 19 procent wordt zzp’er om meer te verdienen. Tabak: “Wat ik terughoor van zzp’ers die het gesprek over loondienst aangaan, is dat er niets verandert. De zorg wordt niet anders georganiseerd, er wordt niet op een innovatieve manier gewerkt. En als het aanbod dan ook niet goed aansluit bij hun uitgavenpatroon, dan is de optelsom snel gemaakt. Er zullen zzp’ers naar een uitzendbureau of detacheerder gaan, of ze gaan met prepensioen, maar de meeste zzp’ers wachten het af.”
Niet genoeg respect
“Ik geloof er niet in zzp’ers in loondienst te dwingen”, zegt ook Annet de Lange, bijzonder hoogleraar Duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. “Zolang goed werkgeverschap en betere beloningen niet geregeld zijn, voelen ze niet genoeg respect om zich te binden aan een organisatie. Om zzp’ers te verleiden, moeten werkgevers goed bedenken wat het aantrekkelijk maakt om bij hen te werken. Ik hoor directieleden wel eens zeggen: ‘wij bieden hier heel mooie zorg’. Ja, maar dat bieden ze verderop ook. Wat mist is een verbindend, uniek verhaal. Als je niet in staat bent om goed te vertellen wat je doet en verbinding weet te bewerkstelligen, krijg je werkgeverschap op afstand. Dan kiezen ze liever voor het vrije nomadebestaan.”
De weerstand tegen loondienst is zo groot dat veel zzp’ers aangeven de zorg te zullen verlaten als ze (weer) in loondienst moeten gaan werken. Overstappen naar een vast dienstverband ziet 75 procent van de zzp’ers die meededen aan een enquête van ZZP-erindezorg.nl niet zitten, 70 procent geeft aan zo lang mogelijk door te gaan met het zzp-schap en zeker 30 procent zal helemaal stoppen in de zorg. Bij bemiddelings- en uitzendbureau PIDZ vindt 70 procent van de zzp’ers loondienst geen optie en zegt 55 procent in dat geval de zorg uit te gaan. Vooral een grote groep zorgprofessionals, volgens AZW-cijfers 23 procent, die zzp’t naast een dienstverband, zal de zorg uitstromen als ze geen eigen baas meer kunnen zijn, waarschuwt Ard Huininga. “In een zzp-constructie krijgen ze goed betaald voor hun inzet. In een uitzendconstructie krijg je te maken met loonheffing en hou je onder de streep niets over. Dus die extra uren werken lonen niet. Daarmee ga je veel zorg verliezen.”
Voorbereiden op minder
Bemiddelings-, uitzend- en detacheringsbureau TMI merkt dat vooral grote organisaties in de vvt toch weer openstaan voor zzp’ers. Met de ggz is dit een sector die zwaar leunt op de inzet van zzp’ers, vertelt CEO Noël de Vries. “Zij zetten niet snel gedetacheerden in, omdat die zoveel duurder zijn.” Hij ziet binnen TMI de verhouding zzp langzaam veranderen naar meer detachering, vooral in de kinderopvang en ziekenhuizen. Precies dat is ook de bedoeling, want TMI bereidt zich met zijn klanten voor op een toekomst met veel minder zzp’ers. De Vries: “Een aantal onder hen zal blijven zzp’en en ze zijn dan ook altijd welkom bij ons. Maar ze mogen ook met een uitzendcontract werken. Zzp’ers met kleine uren helpen we terug in dienstverband bij ons. We proberen een soort regeling met ze te maken waardoor ze in loondienst kunnen werken zonder dat ze te veel financiële schade hebben.”
Zonder handhavingsdruk
Met de Belastingdienst heeft TMI een plan van aanpak gemaakt dat het bedrijf tot november de tijd geeft om zonder tussentijdse handhavingsdruk met zorgorganisaties te werken aan compliance. “We helpen met het in- zichtelijk maken van de risico’s van freelance inzet”, legt Robin van der Putten uit, CFO van TMI. “In tweede instantie bieden we aan om continuïteit van zorg te leveren, via detachering. Maar zolang dat nog niet duidelijk is en de instelling het volledige risico draagt van de inzet van een zzp’er, bieden we ‘tussenkomst’ aan. Daarbij huren wij de zzp’er in. Hij of zij staat dus onder contract van TMI, maar is nog steeds zzp’er en het risico ligt bij ons. Organisaties kunnen dan nog wat langer met zzp’ers werken terwijl wij, zoals afgesproken met de Belastingdienst, de tijd hebben de tussenkomst om te buigen naar uitzend- of detacheringswerk. Dit doen we met een paar grotere instellingen in elk zorgdomein, in een traject van drie tot zes maanden. Een transitie dus met behoud van roosters.”
Niet doorslaggevend
Wellicht hebben zzp’ers goede redenen om af te wachten. De Belastingdienst hanteert negen gezichtspunten die van belang zijn voor de beoordeling van een arbeidsrelatie. In februari heeft de Hoge Raad in de Uber-taxivervoerszaak de uitspraak gedaan dat deze gezichtspunten altijd in samenhang met elkaar moeten worden bekeken, zonder hiërarchie. Dus wanneer een zzp’er werkzaamheden verricht die ook door vaste werknemers worden gedaan, ingebed in de organisatie, hoeft dit niet doorslaggevend te zijn voor schijnzelfstandigheid. Dit is ook van invloed op het wetsvoorstel voor de nieuwe zzp-wet, de wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties (VBAR). Hoe dit alles gaat uitpakken is ongewis. Tanja van de Kemp ziet er niet veel in. “In intramurale zorg kun je niet anders dan ingebed werken. Ik zou niet weten welke ruimte daarin zit.” Ard Huininga van PIDZ vindt het een positieve stap voorwaarts voor de zzp’er. “Het betekent mogelijkheden in de vvt waar zorgprofessionals zelfstandig zonder toezicht cliënten helpen.”
Cijfers
214.000 zzp’ers waren eind december 2024 werkzaam in de zorg
212.000 mensen werkten eind januari 2025 als zzp’er in de zorg
0,9% was de afname van zzp’ers in de zorg tussen december 2024 en januari 2025
Trendbreuk
In minder dan tien jaar maakte het aantal zzp’ers in de zorg een stormachtige groei door. Hun aantal steeg volgens het CBS van 87.000 in 2013 naar 141.000 in 2024. De Kamer van Koophandel registreerde eind december 2024 214.000 en eind januari 2025 212.000 zzp’ers in de zorg. Procentueel bedraagt deze afname van zzp’ers in de periode december 2024 tot en met januari 2025 0,9 procent, waarbij de kinderopvang met 2,1 procent en de thuiszorg met 1,8 procent de grootste afname van zzp’ers binnen de zorg voor hun rekening nemen, gevolgd door ondersteuning en begeleiding van gehandicapten, ambulante jeugdzorg, paramedische en huisartspraktijken.
In de maand februari lijkt het aantal zzp’ers te stabiliseren en bedraagt de afname in de zorg slechts 700 zzp’ers, oftewel 0,3 procent. Ook hier gaat het vooral om de kinderopvang (1,3 procent) en de thuiszorg (1 procent).
Bron: Zorgvisie.nl