MediConnect

 

ACM-directeur: ‘Fusie tussen ziekenhuizen krijgt niet snel groen licht’

De Autoriteit Consument & Markt (ACM) ziet in de thuiszorg ‘veel ruimte om te fuseren’. Maar een overname tussen twee ziekenhuizen krijgt niet snel groen licht van Bart Broers, directeur Zorg bij ACM: “We hebben een schaal bereikt waardoor met een fusie snel marktmacht ontstaat. Experts vinden dat we nu op ongeveer de optimale schaal qua grootte van instellingen zitten.”

Broers: “Als nu twee ziekenhuizen in dezelfde regio fuseren, wordt de afhankelijkheid voor een zorginkoper heel groot. Ook als een umc samen wil met een streekziekenhuis in een andere regio – zelfs als ze andere zorg aanbiedt – onderzoeken we of marktmacht kan ontstaan doordat het umc zijn sterke positie bij de zorgverkoop kan koppelen aan dit streekziekenhuis. Macht kan worden overgeheveld, dat is schadelijk. Het zou betekenen dat de kosten van nu goedkope ziekenhuis kunnen stijgen.”

De uitspraak van Broers is opvallend, omdat ACM op dit moment een verzoek voor een fusie beoordeelt tussen twee Limburgse ziekenhuizen: Maastricht UMC+ en Sint Jans Gasthuis in Weert. ACM heeft die partijen onlangs meer informatie gevraagd om de fusie-aanvraag die vorige maand werd gedaan, beter te onderzoeken. De autoriteit kan niet zeggen wanneer ze een beslissing neemt over het fusieverzoek van MUMC+ en Sint Jans Gasthuis.

Fusie is logisch

Broers reageert op verzoek op de visie van managing director Healthcare Bas Leerink van adviesbureau IG&H vorige week op Zorgvisie. Leerink zei dat een fusie samenwerking tussen zorgorganisaties in de regio sneller dichterbij brengt, zoals IZA wil. “Als je succesvol wil samenwerken, is een fusie logisch”, vindt Leerink. “Dan kun je sneller besluiten nemen. Met een gewone samenwerking loop je het risico dat het een praatcircus wordt.”

Dat laatste beaamt Broers: “Samenwerkingsverbanden zoals in IZA zijn vastgelegd, dragen het risico in zich dat het leidt tot een praatcircus. Dat zie ik ook. Maar fusies zijn niet de oplossing. Het wettelijk fusietoezicht is er om marktmacht te voorkomen omwille van het publieke belang. Marktmacht geeft risico’s op hogere prijzen, verschraling van kwaliteit en aanbod en belemmering van innovatie.”

De crux van Leerinks pleidooi is dat door een fusie van twee of drie grote zorgorganisaties, samenwerking in een regio sneller van de grond komt. Omdat de nieuwe fusieorganisatie een meer leidende positie inneemt. Dat is volgens Broers juist het probleem: “Dat betekent dat je je onafhankelijk kunt gedragen van inkopers, aanbieders en patiënten. Het wettelijke fusietoezicht richt zich op het voorkomen van marktmacht. Eigenlijk pleit Leerink voor een wijziging van de wettelijke ordening van het zorgstelsel: wat nu verboden is, zou moeten.”

Geen marktmacht regiotafels

De huidige gesprekken over IZA en concentratie van de zorg vinden plaats tussen de grote partijen in een regio, zoals de oncologietafels en hart-vaattafels. Hier is volgens Broers geen sprake van marktmacht: “Aan die tafels houden deelnemende partijen elkaar in balans. Daar zitten ook cliëntenorganisaties bij. Een partij kan eruit stappen, dat is na een fusie niet zo.” Het Zorginstituut waarborgt hoe het overleg aan die tafels plaatsvindt.

In de ggz en vooral vvt kan veel meer worden gefuseerd, meent Broers. Met name in de thuiszorg ziet de ACM-directeur, net als Leerink, een enorme versnippering: “Daar is door het samengaan van kleine aanbieders veel ruimte voor consolidatie voordat er marktmacht ontstaat.” Sowieso hoeven fuserende partijen niets te melden als hun jaaromzet minder is dan 30 miljoen euro. “Dat is een hele hoge drempel”, zegt Broers. Omdat door het ‘kralen rijgen’ van kleine zorgpartijen volgens hem toch marktmacht kan ontstaan, pleit ACM voor een call-in-bevoegdheid, waarmee kleinere overnames toch kunnen worden beoordeeld.

Aantal zegt niet alles

ACM kan geen minimumaantal partijen aangeven voor een goed functionerende zorgmarkt in een regio, stad of wijk. Omdat een aantal niet alles zegt, aldus Broers: “Bijvoorbeeld bij verpleeghuizen wegen we niet alleen af of het aantal alternatieven voldoende is, maar we kijken ook of het volwaardige alternatieven zijn. Vraagt de ene instelling een veel hogere eigen bijdrage dan de andere, dan is het geen volwaardig alternatief. Bij de keuze van patiënten kunnen ook culturele overwegingen meespelen.”

Bij een fusie tussen een ziekenhuis en een vvt-instelling is er volgens Broers minder snel kans op marktmacht. Dat komt omdat ze verschillende producten en diensten aanbieden. “Toch zullen we ook daar kijken naar de precieze situatie. Los van het feit dat zorgverzekeraars zo’n fusie kunnen ervaren als een toename van de onderhandelingsmacht, kan het invloed hebben op verwijsstromen. Bovendien kunnen andere zorgaanbieders worden uitgesloten.”

Doorzettingsmacht nodig

De zorgtransitie heeft geen marktmacht nodig, maar doorzettingsmacht, vindt Broers. Doorzettingsmacht die is gebaseerd op democratische legitimatie. Hij beaamt dat die doorzettingsmacht er niet is: “Ik zie dat het nodig is”, maar Broers acht het niet de taak van de ACM daarover advies te geven. Persoonlijk lijkt het hem goed die doorzettingsmacht op regionaal niveau te regelen met een overlegstructuur met de belangrijkste betrokkenen: “Wellicht in de vorm van een ‘steward ownership’, waarbij met meerderheid van stemmen beslist moet kunnen worden.”

Broers: “Als deze partijen in dat steward ownership-model er niet uitkomen, kan escalatie naar de overheid nodig zijn. Maar die doorzettingsmacht neerleggen bij NZa of VWS gaat in de praktijk niet werken. Want als er ergens in een regio besluitvorming komt vast te zitten op een deelonderwerp, zou bijvoorbeeld VWS daarover moeten beslissen. Echter, je kunt als VWS niet voor elk deelprobleem, in elke regio als er iets niet goed gaat snel een passende oplossing vinden.”

 

Bron: Zorgvisie.nl