MediConnect

 

GGZ Oost Brabant wil van Tonnie de Robot een blijvertje maken

Bestuurders van GGZ Oost Brabant kunnen, als ze dat al zouden willen, onmogelijk meer stoppen met de inzet van sociale robot Tonnie. De ggz-instelling heeft met een speciaal borgingstraject ervoor gezorgd dat deze verlengde armen van zorgmedewerkers niet meer weggaan.

Het borgingstraject waardoor ggz-, maar ook gehandicapten- en ouderenzorgorganisaties en de jeugdzorg, kunnen werken met deze sociale robots, vraagt per instelling om een financiële inleg van 20.000 euro. Dat geld gaat naar Robot ctrl, de stichting waarmee GGZ Oost Brabant robot Tonnie heeft ontwikkeld. Werken met Tonnie de Robot vraagt dus om een weloverwogen beslissing van de hele organisatie, van zorgmedewerker tot bestuur. En dat is ook precies de bedoeling, zegt projectmanager innovatie, Wendy Halie van GGZ Oost Brabant. “We willen voorkomen dat bestuurders van de ene op de andere dag het robotproject stop kunnen zetten als er geen geld meer voor blijkt te zijn. Cliënten raken gehecht aan de robot. Ze zien het als een maatje. We willen dit duurzaam borgen.”

Gehandicaptenzorg sluit zich aan

Philadelphia is tien jaar geleden begonnen met de ontwikkeling van sociale robotica. GGZ Oost Brabant haakte vijf jaar geleden aan. Het zorgkantoor van CZ heeft voor de gehandicaptenzorg een opschalingsprogramma gefinancierd. Gehandicaptenorganisaties kunnen per regio deelnemen, een gedeelte wordt dan door CZ gefinancierd via de transitiegelden. Zes gehandicaptenorganisaties uit de regio Limburg en Brabant doen nu mee. De ggz kan geen aanspraak maken op deze financiële ondersteuning vanuit de overheid.

Betaaltitel

GGZ Oost Brabant heeft nu twintig Tonnies en dat zullen er zeker honderd worden. Hoewel niet alle cliënten een klik hebben met de robot en dus ook niet iedereen een robot met bijbehorend individueel begeleidingstraject krijgt, is GGZ Oost Brabant met zorgkantoren, de gemeente en zorgverzekeraars in gesprek om te onderzoeken of een betaaltitel erin zit, waardoor structurele bekostiging mogelijk is en de robot voor alle cliënten en alle zorginstellingen in Nederland bereikbaar is. Halie, voorheen werkzaam bij het zorgkantoor van VGZ: “Dit robotproject is met maatschappelijk geld gebouwd, laten we dan ook zorgen dat het voor iedereen toegankelijk is.”

Maatje verliezen

Instellingen die deelnemen aan het borgingstraject leasen de robot voor ongeveer 150 euro per maand. Maar als cliënten minder, meer of andere zorg nodig hebben of naar een andere zorgaanbieder gaan, verliezen ze hun maatje aangezien lang niet alle organisaties werken met de robot. Wat GGZ Oost Brabant vooraf niet wist, was dat Tonnie ook helpt tegen eenzaamheid, maar zolang de financiering niet structureel geregeld is, kan het hechten aan de robot ook een probleem zijn.

Personeelsinzet

Naast een financiële inleg vraagt de inzet van Tonnie de robot ook personeelsinzet bij de implementatie. Deelnemende organisaties stellen kwartiermakers sociale robotica aan die elke zes weken bij elkaar komen om ervaringen uit te wisselen. De ontwikkeling van de programma’s van de robots is inmiddels klaar. Nieuwe organisaties kunnen zo instappen.

Verlengde arm

Robot Tonnie kan helpen bij de dagstructuur en bezit een signaleringsfunctie. Als een cliënt aangeeft zich niet zo fijn te voelen, kan Tonnie suggesties voor activiteiten geven. Medewerkers die direct betrokken zijn bij de cliënt programmeren welke suggesties bij die cliënt passen.

De ggz-instelling ziet de robots als een verlengde arm van de zorgprofessionals. Aanvankelijk schatte GGZ Oost Brabant in dat de inzet van Tonnie de medewerker twintig minuten per dag tijd scheelt. Uit de eerste resultaten van onderzoek naar Tonnie van Maastricht University blijkt dat de tijdswinst eerder tegen de anderhalf uur zit. Halie: “In de praktijk blijkt dat we Tonnie veel vaker kunnen inzetten dan we van tevoren hadden gedacht. Die nieuwe invullingen komen vooral van de zorgmedewerkers zelf. Zeker als de cliënt Tonnie echt ziet als een maatje scheelt het de medewerkers veel werk.”

 

Bron: Zorgvisie.nl